NL: aquajoggen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaquajogd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aquajog jij aquajogt hij aquajogt wij aquajoggen jullie aquajoggen zij aquajoggen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaquajogd jij hebt geaquajogd hij heeft geaquajogd wij hebben geaquajogd jullie hebben geaquajogd zij hebben geaquajogd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aquajoggende jij aquajoggende hij aquajoggende wij aquajoggenden jullie aquajoggenden zij aquajoggenden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaquajogd jij had geaquajogd hij had geaquajogd wij hadden geaquajogd jullie hadden geaquajogd zij hadden geaquajogd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aquajoggen jij zult aquajoggen hij zal aquajoggen wij zullen aquajoggen jullie zullen aquajoggen zij zullen aquajoggen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaquajogd hebben jij zult geaquajogd hebben hij zal geaquajogd hebben wij zullen geaquajogd hebben jullie zullen geaquajogd hebben zij zullen geaquajogd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aquajoggen jij zou aquajoggen hij zou aquajoggen wij zouden aquajoggen jullie zouden aquajoggen zij zouden aquajoggen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaquajogd hebben jij zou geaquajogd hebben hij zou geaquajogd hebben wij zouden geaquajogd hebben jullie zouden geaquajogd hebben zij zouden geaquajogd hebben
|
Gebiedende wijs |
aquajog
|
Aanvoegende wijs |
aquajogge |