NL: approvianderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geapproviandeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik approviandeer jij approviandeert hij approviandeert wij approvianderen jullie approvianderen zij approvianderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geapproviandeerd jij hebt geapproviandeerd hij heeft geapproviandeerd wij hebben geapproviandeerd jullie hebben geapproviandeerd zij hebben geapproviandeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik approviandeerde jij approviandeerde hij approviandeerde wij approviandeerden jullie approviandeerden zij approviandeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geapproviandeerd jij had geapproviandeerd hij had geapproviandeerd wij hadden geapproviandeerd jullie hadden geapproviandeerd zij hadden geapproviandeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal approvianderen jij zult approvianderen hij zal approvianderen wij zullen approvianderen jullie zullen approvianderen zij zullen approvianderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geapproviandeerd hebben jij zult geapproviandeerd hebben hij zal geapproviandeerd hebben wij zullen geapproviandeerd hebben jullie zullen geapproviandeerd hebben zij zullen geapproviandeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou approvianderen jij zou approvianderen hij zou approvianderen wij zouden approvianderen jullie zouden approvianderen zij zouden approvianderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geapproviandeerd hebben jij zou geapproviandeerd hebben hij zou geapproviandeerd hebben wij zouden geapproviandeerd hebben jullie zouden geapproviandeerd hebben zij zouden geapproviandeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
approviandeer
|
Aanvoegende wijs |
approviandere |