NL: appen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geappt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik app jij appt hij appt wij appen jullie appen zij appen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geappt jij hebt geappt hij heeft geappt wij hebben geappt jullie hebben geappt zij hebben geappt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik appte jij appte hij appte wij appten jullie appten zij appten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geappt jij had geappt hij had geappt wij hadden geappt jullie hadden geappt zij hadden geappt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal appen jij zult appen hij zal appen wij zullen appen jullie zullen appen zij zullen appen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geappt hebben jij zult geappt hebben hij zal geappt hebben wij zullen geappt hebben jullie zullen geappt hebben zij zullen geappt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou appen jij zou appen hij zou appen wij zouden appen jullie zouden appen zij zouden appen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geappt hebben jij zou geappt hebben hij zou geappt hebben wij zouden geappt hebben jullie zouden geappt hebben zij zouden geappt hebben
|
Gebiedende wijs |
app
|
Aanvoegende wijs |
appe |