NL: appeasen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geappeased
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik appease jij appeaset hij appeaset wij appeasen jullie appeasen zij appeasen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geappeased jij hebt geappeased hij heeft geappeased wij hebben geappeased jullie hebben geappeased zij hebben geappeased
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik appeasede jij appeasede hij appeasede wij appeaseden jullie appeaseden zij appeaseden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geappeased jij had geappeased hij had geappeased wij hadden geappeased jullie hadden geappeased zij hadden geappeased
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal appeasen jij zult appeasen hij zal appeasen wij zullen appeasen jullie zullen appeasen zij zullen appeasen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geappeased hebben jij zult geappeased hebben hij zal geappeased hebben wij zullen geappeased hebben jullie zullen geappeased hebben zij zullen geappeased hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou appeasen jij zou appeasen hij zou appeasen wij zouden appeasen jullie zouden appeasen zij zouden appeasen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geappeased hebben jij zou geappeased hebben hij zou geappeased hebben wij zouden geappeased hebben jullie zouden geappeased hebben zij zouden geappeased hebben
|
Gebiedende wijs |
appease
|
Aanvoegende wijs |
appease |