NL: appealen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geappeald
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik appeal jij appealt hij appealt wij appealen jullie appealen zij appealen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geappeald jij hebt geappeald hij heeft geappeald wij hebben geappeald jullie hebben geappeald zij hebben geappeald
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik appealde jij appealde hij appealde wij appealden jullie appealden zij appealden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geappeald jij had geappeald hij had geappeald wij hadden geappeald jullie hadden geappeald zij hadden geappeald
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal appealen jij zult appealen hij zal appealen wij zullen appealen jullie zullen appealen zij zullen appealen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geappeald hebben jij zult geappeald hebben hij zal geappeald hebben wij zullen geappeald hebben jullie zullen geappeald hebben zij zullen geappeald hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou appealen jij zou appealen hij zou appealen wij zouden appealen jullie zouden appealen zij zouden appealen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geappeald hebben jij zou geappeald hebben hij zou geappeald hebben wij zouden geappeald hebben jullie zouden geappeald hebben zij zouden geappeald hebben
|
| Gebiedende wijs |
appeal
|
| Aanvoegende wijs |
| appeale |