Voorbeelden

1. Head like a anvil.
   Hoofd als een aambeeld.
2. Then we deploy the anvil.
   Dan stellen we het aambeeld op.
3. What 's the anvil for?
   Waar is het aambeeld voor?
4. An anvil fell on my head.
   Er viel een aambeeld op m' n hoofd.
5. We were at the Anvil concert.
   We waren bij het Anvil concert.
6. This huge flat rock is his anvil.
   Deze enorme platte steen is z' n aambeeld.
7. The hammer will never meet the anvil.
   De hamer zal het aambeeld nooit raken.
8. To be hammered on the anvil of life.
   Gehard op' t aambeeld van het leven.
9. When you 're the anvil, hold thee still.
   Wanneer je het aambeeld bent, houd u stil.
10. It sounds like an anvil squashing a sack of kittens.
    Het klinkt als een aambeeld op een zak poesjes.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden