NL: annexeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geannexeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik annexeer jij annexeert hij annexeert wij annexeren jullie annexeren zij annexeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geannexeerd jij hebt geannexeerd hij heeft geannexeerd wij hebben geannexeerd jullie hebben geannexeerd zij hebben geannexeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik annexeerde jij annexeerde hij annexeerde wij annexeerden jullie annexeerden zij annexeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geannexeerd jij had geannexeerd hij had geannexeerd wij hadden geannexeerd jullie hadden geannexeerd zij hadden geannexeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal annexeren jij zult annexeren hij zal annexeren wij zullen annexeren jullie zullen annexeren zij zullen annexeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geannexeerd hebben jij zult geannexeerd hebben hij zal geannexeerd hebben wij zullen geannexeerd hebben jullie zullen geannexeerd hebben zij zullen geannexeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou annexeren jij zou annexeren hij zou annexeren wij zouden annexeren jullie zouden annexeren zij zouden annexeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geannexeerd hebben jij zou geannexeerd hebben hij zou geannexeerd hebben wij zouden geannexeerd hebben jullie zouden geannexeerd hebben zij zouden geannexeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
annexeer
|
Aanvoegende wijs |
annexere |