NL: animeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geanimeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik animeer jij animeert hij animeert wij animeren jullie animeren zij animeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geanimeerd jij hebt geanimeerd hij heeft geanimeerd wij hebben geanimeerd jullie hebben geanimeerd zij hebben geanimeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik animeerde jij animeerde hij animeerde wij animeerden jullie animeerden zij animeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geanimeerd jij had geanimeerd hij had geanimeerd wij hadden geanimeerd jullie hadden geanimeerd zij hadden geanimeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal animeren jij zult animeren hij zal animeren wij zullen animeren jullie zullen animeren zij zullen animeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geanimeerd hebben jij zult geanimeerd hebben hij zal geanimeerd hebben wij zullen geanimeerd hebben jullie zullen geanimeerd hebben zij zullen geanimeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou animeren jij zou animeren hij zou animeren wij zouden animeren jullie zouden animeren zij zouden animeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geanimeerd hebben jij zou geanimeerd hebben hij zou geanimeerd hebben wij zouden geanimeerd hebben jullie zouden geanimeerd hebben zij zouden geanimeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
animeer
|
Aanvoegende wijs |
animere |