NL: analogiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geanalogiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik analogiseer jij analogiseert hij analogiseert wij analogiseren jullie analogiseren zij analogiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geanalogiseerd jij hebt geanalogiseerd hij heeft geanalogiseerd wij hebben geanalogiseerd jullie hebben geanalogiseerd zij hebben geanalogiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik analogiseerde jij analogiseerde hij analogiseerde wij analogiseerden jullie analogiseerden zij analogiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geanalogiseerd jij had geanalogiseerd hij had geanalogiseerd wij hadden geanalogiseerd jullie hadden geanalogiseerd zij hadden geanalogiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal analogiseren jij zult analogiseren hij zal analogiseren wij zullen analogiseren jullie zullen analogiseren zij zullen analogiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geanalogiseerd hebben jij zult geanalogiseerd hebben hij zal geanalogiseerd hebben wij zullen geanalogiseerd hebben jullie zullen geanalogiseerd hebben zij zullen geanalogiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou analogiseren jij zou analogiseren hij zou analogiseren wij zouden analogiseren jullie zouden analogiseren zij zouden analogiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geanalogiseerd hebben jij zou geanalogiseerd hebben hij zou geanalogiseerd hebben wij zouden geanalogiseerd hebben jullie zouden geanalogiseerd hebben zij zouden geanalogiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
analogiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| analogisere |