Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: amputeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geamputeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik amputeer
jij amputeert
hij amputeert
wij amputeren
jullie amputeren
zij amputeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geamputeerd
jij hebt geamputeerd
hij heeft geamputeerd
wij hebben geamputeerd
jullie hebben geamputeerd
zij hebben geamputeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik amputeerde
jij amputeerde
hij amputeerde
wij amputeerden
jullie amputeerden
zij amputeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geamputeerd
jij had geamputeerd
hij had geamputeerd
wij hadden geamputeerd
jullie hadden geamputeerd
zij hadden geamputeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal amputeren
jij zult amputeren
hij zal amputeren
wij zullen amputeren
jullie zullen amputeren
zij zullen amputeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geamputeerd hebben
jij zult geamputeerd hebben
hij zal geamputeerd hebben
wij zullen geamputeerd hebben
jullie zullen geamputeerd hebben
zij zullen geamputeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou amputeren
jij zou amputeren
hij zou amputeren
wij zouden amputeren
jullie zouden amputeren
zij zouden amputeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geamputeerd hebben
jij zou geamputeerd hebben
hij zou geamputeerd hebben
wij zouden geamputeerd hebben
jullie zouden geamputeerd hebben
zij zouden geamputeerd hebben

Gebiedende wijs
amputeer

Aanvoegende wijs
amputere

Voorbeelden

  1. Amputeer nog niet meteen.
    Don 't amputate it just yet.
  2. Als ik niet amputeer, kan ik de slagader niet herstellen... en de bloeding niet stoppen.
    Unless I amputate, there 's no way that I can repair the artery and stop the hemorrhage.
  3. amputeren
    ablate
  4. We moesten amputeren.
    We had to do the amputation.
  5. Grey wilt amputeren.
    Grey wants to amputate.
  6. Niet amputeren, hé?
    You won 't amputate, will you?
  7. We moeten nu amputeren.
    We need to amputate now.
  8. Of zijn voet amputeren.
    Or amputate his foot.
  9. Niet tenzij we amputeren.
    Not unless we amputate.
  10. Ik moet die vingers amputeren.
    I 'm gonna have to amputate these fingers.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden