NL: amortiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geamortiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik amortiseer jij amortiseert hij amortiseert wij amortiseren jullie amortiseren zij amortiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geamortiseerd jij hebt geamortiseerd hij heeft geamortiseerd wij hebben geamortiseerd jullie hebben geamortiseerd zij hebben geamortiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik amortiseerde jij amortiseerde hij amortiseerde wij amortiseerden jullie amortiseerden zij amortiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geamortiseerd jij had geamortiseerd hij had geamortiseerd wij hadden geamortiseerd jullie hadden geamortiseerd zij hadden geamortiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal amortiseren jij zult amortiseren hij zal amortiseren wij zullen amortiseren jullie zullen amortiseren zij zullen amortiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geamortiseerd hebben jij zult geamortiseerd hebben hij zal geamortiseerd hebben wij zullen geamortiseerd hebben jullie zullen geamortiseerd hebben zij zullen geamortiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou amortiseren jij zou amortiseren hij zou amortiseren wij zouden amortiseren jullie zouden amortiseren zij zouden amortiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geamortiseerd hebben jij zou geamortiseerd hebben hij zou geamortiseerd hebben wij zouden geamortiseerd hebben jullie zouden geamortiseerd hebben zij zouden geamortiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
amortiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| amortisere |