NL: allrounden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geallround
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik allround jij allroundt hij allroundt wij allrounden jullie allrounden zij allrounden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geallround jij hebt geallround hij heeft geallround wij hebben geallround jullie hebben geallround zij hebben geallround
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik allroundde jij allroundde hij allroundde wij allroundden jullie allroundden zij allroundden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geallround jij had geallround hij had geallround wij hadden geallround jullie hadden geallround zij hadden geallround
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal allrounden jij zult allrounden hij zal allrounden wij zullen allrounden jullie zullen allrounden zij zullen allrounden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geallround hebben jij zult geallround hebben hij zal geallround hebben wij zullen geallround hebben jullie zullen geallround hebben zij zullen geallround hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou allrounden jij zou allrounden hij zou allrounden wij zouden allrounden jullie zouden allrounden zij zouden allrounden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geallround hebben jij zou geallround hebben hij zou geallround hebben wij zouden geallround hebben jullie zouden geallround hebben zij zouden geallround hebben
|
Gebiedende wijs |
allround
|
Aanvoegende wijs |
allrounde |