NL: alkyleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gealkyleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik alkyleer jij alkyleert hij alkyleert wij alkyleren jullie alkyleren zij alkyleren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gealkyleerd jij hebt gealkyleerd hij heeft gealkyleerd wij hebben gealkyleerd jullie hebben gealkyleerd zij hebben gealkyleerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik alkyleerde jij alkyleerde hij alkyleerde wij alkyleerden jullie alkyleerden zij alkyleerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gealkyleerd jij had gealkyleerd hij had gealkyleerd wij hadden gealkyleerd jullie hadden gealkyleerd zij hadden gealkyleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal alkyleren jij zult alkyleren hij zal alkyleren wij zullen alkyleren jullie zullen alkyleren zij zullen alkyleren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gealkyleerd hebben jij zult gealkyleerd hebben hij zal gealkyleerd hebben wij zullen gealkyleerd hebben jullie zullen gealkyleerd hebben zij zullen gealkyleerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou alkyleren jij zou alkyleren hij zou alkyleren wij zouden alkyleren jullie zouden alkyleren zij zouden alkyleren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gealkyleerd hebben jij zou gealkyleerd hebben hij zou gealkyleerd hebben wij zouden gealkyleerd hebben jullie zouden gealkyleerd hebben zij zouden gealkyleerd hebben
|
Gebiedende wijs |
alkyleer
|
Aanvoegende wijs |
alkylere |