NL: alfabetiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gealfabetiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik alfabetiseer jij alfabetiseert hij alfabetiseert wij alfabetiseren jullie alfabetiseren zij alfabetiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gealfabetiseerd jij hebt gealfabetiseerd hij heeft gealfabetiseerd wij hebben gealfabetiseerd jullie hebben gealfabetiseerd zij hebben gealfabetiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik alfabetiseerde jij alfabetiseerde hij alfabetiseerde wij alfabetiseerden jullie alfabetiseerden zij alfabetiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gealfabetiseerd jij had gealfabetiseerd hij had gealfabetiseerd wij hadden gealfabetiseerd jullie hadden gealfabetiseerd zij hadden gealfabetiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal alfabetiseren jij zult alfabetiseren hij zal alfabetiseren wij zullen alfabetiseren jullie zullen alfabetiseren zij zullen alfabetiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gealfabetiseerd hebben jij zult gealfabetiseerd hebben hij zal gealfabetiseerd hebben wij zullen gealfabetiseerd hebben jullie zullen gealfabetiseerd hebben zij zullen gealfabetiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou alfabetiseren jij zou alfabetiseren hij zou alfabetiseren wij zouden alfabetiseren jullie zouden alfabetiseren zij zouden alfabetiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gealfabetiseerd hebben jij zou gealfabetiseerd hebben hij zou gealfabetiseerd hebben wij zouden gealfabetiseerd hebben jullie zouden gealfabetiseerd hebben zij zouden gealfabetiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
alfabetiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| alfabetisere |