NL: agiteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geagiteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik agiteer jij agiteert hij agiteert wij agiteren jullie agiteren zij agiteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben geagiteerd jij bent geagiteerd hij is geagiteerd wij zijn geagiteerd jullie zijn geagiteerd zij zijn geagiteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik agiteerde jij agiteerde hij agiteerde wij agiteerden jullie agiteerden zij agiteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was geagiteerd jij was geagiteerd hij was geagiteerd wij waren geagiteerd jullie waren geagiteerd zij waren geagiteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal agiteren jij zult agiteren hij zal agiteren wij zullen agiteren jullie zullen agiteren zij zullen agiteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geagiteerd zijn jij zult geagiteerd zijn hij zal geagiteerd zijn wij zullen geagiteerd zijn jullie zullen geagiteerd zijn zij zullen geagiteerd zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou agiteren jij zou agiteren hij zou agiteren wij zouden agiteren jullie zouden agiteren zij zouden agiteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geagiteerd zijn jij zou geagiteerd zijn hij zou geagiteerd zijn wij zouden geagiteerd zijn jullie zouden geagiteerd zijn zij zouden geagiteerd zijn
|
| Gebiedende wijs |
agiteer
|
| Aanvoegende wijs |
| agitere |