NL: agglutineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geagglutineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik agglutineer jij agglutineert hij agglutineert wij agglutineren jullie agglutineren zij agglutineren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geagglutineerd jij hebt geagglutineerd hij heeft geagglutineerd wij hebben geagglutineerd jullie hebben geagglutineerd zij hebben geagglutineerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik agglutineerde jij agglutineerde hij agglutineerde wij agglutineerden jullie agglutineerden zij agglutineerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geagglutineerd jij had geagglutineerd hij had geagglutineerd wij hadden geagglutineerd jullie hadden geagglutineerd zij hadden geagglutineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal agglutineren jij zult agglutineren hij zal agglutineren wij zullen agglutineren jullie zullen agglutineren zij zullen agglutineren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geagglutineerd hebben jij zult geagglutineerd hebben hij zal geagglutineerd hebben wij zullen geagglutineerd hebben jullie zullen geagglutineerd hebben zij zullen geagglutineerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou agglutineren jij zou agglutineren hij zou agglutineren wij zouden agglutineren jullie zouden agglutineren zij zouden agglutineren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geagglutineerd hebben jij zou geagglutineerd hebben hij zou geagglutineerd hebben wij zouden geagglutineerd hebben jullie zouden geagglutineerd hebben zij zouden geagglutineerd hebben
|
Gebiedende wijs |
agglutineer
|
Aanvoegende wijs |
agglutinere |