Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afzonderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgezonderd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zonder af
jij zondert af
hij zondert af
wij zonderen af
jullie zonderen af
zij zonderen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afzonder
dat jij afzondert
dat hij afzondert
dat wij afzonderen
dat jullie afzonderen
dat zij afzonderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgezonderd
jij hebt afgezonderd
hij heeft afgezonderd
wij hebben afgezonderd
jullie hebben afgezonderd
zij hebben afgezonderd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zonderde af
jij zonderde af
hij zonderde af
wij zonderden af
jullie zonderden af
zij zonderden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afzonderde
dat jij afzonderde
dat hij afzonderde
dat wij afzonderden
dat jullie afzonderden
dat zij afzonderden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgezonderd
jij had afgezonderd
hij had afgezonderd
wij hadden afgezonderd
jullie hadden afgezonderd
zij hadden afgezonderd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afzonderen
jij zult afzonderen
hij zal afzonderen
wij zullen afzonderen
jullie zullen afzonderen
zij zullen afzonderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgezonderd hebben
jij zult afgezonderd hebben
hij zal afgezonderd hebben
wij zullen afgezonderd hebben
jullie zullen afgezonderd hebben
zij zullen afgezonderd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afzonderen
jij zou afzonderen
hij zou afzonderen
wij zouden afzonderen
jullie zouden afzonderen
zij zouden afzonderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgezonderd hebben
jij zou afgezonderd hebben
hij zou afgezonderd hebben
wij zouden afgezonderd hebben
jullie zouden afgezonderd hebben
zij zouden afgezonderd hebben

Gebiedende wijs
zonder af

Aanvoegende wijs
afzondere

Voorbeelden

  1. Wat betekent dat, dat afzonderen?
    What does that mean, seclusion?
  2. Moesten we ons daarom afzonderen?
    This is why you covertly hushed us into a corner?
  3. Ze wilden de laatste vier mensen afzonderen.
    They cut it in half to isolate the last four people.
  4. Ik wil hen afzonderen van mensen zoals jij.
    I want them separate from people like you.
  5. We moeten de baby afzonderen voor we aanvallen.
    So we 're gonna have to separate the baby before we attack.
  6. Welk bewijs in deze zaak zou u willen afzonderen?
    Which evidence on this case would you like to sequester?
  7. Hoe je naar haar kijkt, hoe jullie je afzonderen...
    How you look at her. How you seperate from the rest...
  8. Zelfs nu, zeggen ze dat het kabinet zich gaat afzonderen.
    Even now, they 've said that the... the Cabinet 's gone into seclusion.
  9. Ik kan zo' n jong kind toch niet afzonderen van zijn vader.
    I can 't separate a kid that young from his father.
  10. En dat rechtvaardigt zeker waarom zijn ouders zich van de wereld willen afzonderen?
    Guess that will certainly justify his parents removing themselves from the world.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden