Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afzetten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgezet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zet af
jij zet af
hij zet af
wij zetten af
jullie zetten af
zij zetten af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afzet
dat jij afzet
dat hij afzet
dat wij afzetten
dat jullie afzetten
dat zij afzetten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgezet
jij hebt afgezet
hij heeft afgezet
wij hebben afgezet
jullie hebben afgezet
zij hebben afgezet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zette af
jij zette af
hij zette af
wij zetten af
jullie zetten af
zij zetten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afzette
dat jij afzette
dat hij afzette
dat wij afzetten
dat jullie afzetten
dat zij afzetten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgezet
jij had afgezet
hij had afgezet
wij hadden afgezet
jullie hadden afgezet
zij hadden afgezet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afzetten
jij zult afzetten
hij zal afzetten
wij zullen afzetten
jullie zullen afzetten
zij zullen afzetten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgezet hebben
jij zult afgezet hebben
hij zal afgezet hebben
wij zullen afgezet hebben
jullie zullen afgezet hebben
zij zullen afgezet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afzetten
jij zou afzetten
hij zou afzetten
wij zouden afzetten
jullie zouden afzetten
zij zouden afzetten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgezet hebben
jij zou afgezet hebben
hij zou afgezet hebben
wij zouden afgezet hebben
jullie zouden afgezet hebben
zij zouden afgezet hebben

Gebiedende wijs
zet af

Aanvoegende wijs
afzette

Voorbeelden

  1. Zet af firelocks.
    Order your firelocks!
  2. Die herrie--zet af!
    Your noise- - turn it down!
  3. zet af geweer; aan de voet geweer
    rifle down
  4. Hij dwingt elke zet af die wij maken.
    He forces every move we make.
  5. Computer, programma afzetten.
    Computer, end program.
  6. Wie ga je afzetten?
    You cut their dogs?
  7. Laat me het afzetten!
    Let me shut it down!
  8. We kunnen je afzetten?
    We can drop you at the Upper East?
  9. Kan ik je afzetten?
    Want me to drop you?
  10. Volgende keer niet afzetten.
    don 't do that again next time.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden