Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afweren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeweerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik weer af
jij weert af
hij weert af
wij weren af
jullie weren af
zij weren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afweer
dat jij afweert
dat hij afweert
dat wij afweren
dat jullie afweren
dat zij afweren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeweerd
jij hebt afgeweerd
hij heeft afgeweerd
wij hebben afgeweerd
jullie hebben afgeweerd
zij hebben afgeweerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik weerde af
jij weerde af
hij weerde af
wij weerden af
jullie weerden af
zij weerden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afweerde
dat jij afweerde
dat hij afweerde
dat wij afweerden
dat jullie afweerden
dat zij afweerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeweerd
jij had afgeweerd
hij had afgeweerd
wij hadden afgeweerd
jullie hadden afgeweerd
zij hadden afgeweerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afweren
jij zult afweren
hij zal afweren
wij zullen afweren
jullie zullen afweren
zij zullen afweren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeweerd hebben
jij zult afgeweerd hebben
hij zal afgeweerd hebben
wij zullen afgeweerd hebben
jullie zullen afgeweerd hebben
zij zullen afgeweerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afweren
jij zou afweren
hij zou afweren
wij zouden afweren
jullie zouden afweren
zij zouden afweren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeweerd hebben
jij zou afgeweerd hebben
hij zou afgeweerd hebben
wij zouden afgeweerd hebben
jullie zouden afgeweerd hebben
zij zouden afgeweerd hebben

Gebiedende wijs
weer af

Aanvoegende wijs
afwere

Voorbeelden

  1. Luister je weer af?
    Eavesdropping again?
  2. Het alarm ging weer af.
    It has returned to jump the alarm.
  3. Ze speelde hem steeds weer af.
    She played it over and over.
  4. Probeer je weer af te kicken?
    You trying to dry out again?
  5. Dat hangt van het weer af.
    Depends on the weather.
  6. En dan drijft hij weer af.
    And then he drifts again.
  7. Of slaat Nelson me dan weer af?
    Or will that just make Nelson whale on me again?
  8. Nu neem ik het ze weer af.
    And now I 'm taking it away.
  9. Je wast het er zo weer af.
    You wash it so again.
  10. Sommigen brandden hun vleugels en dropen weer af.
    Some had their wings scorched and went away.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden