Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afwenden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgewend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wend af
jij wendt af
hij wendt af
wij wenden af
jullie wenden af
zij wenden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afwend
dat jij afwendt
dat hij afwendt
dat wij afwenden
dat jullie afwenden
dat zij afwenden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgewend
jij hebt afgewend
hij heeft afgewend
wij hebben afgewend
jullie hebben afgewend
zij hebben afgewend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wendde af
jij wendde af
hij wendde af
wij wendden af
jullie wendden af
zij wendden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afwendde
dat jij afwendde
dat hij afwendde
dat wij afwendden
dat jullie afwendden
dat zij afwendden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgewend
jij had afgewend
hij had afgewend
wij hadden afgewend
jullie hadden afgewend
zij hadden afgewend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afwenden
jij zult afwenden
hij zal afwenden
wij zullen afwenden
jullie zullen afwenden
zij zullen afwenden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgewend hebben
jij zult afgewend hebben
hij zal afgewend hebben
wij zullen afgewend hebben
jullie zullen afgewend hebben
zij zullen afgewend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afwenden
jij zou afwenden
hij zou afwenden
wij zouden afwenden
jullie zouden afwenden
zij zouden afwenden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgewend hebben
jij zou afgewend hebben
hij zou afgewend hebben
wij zouden afgewend hebben
jullie zouden afgewend hebben
zij zouden afgewend hebben

Gebiedende wijs
wend af

Aanvoegende wijs
afwende

Voorbeelden

  1. We moeten hem afwenden.
    We have to be prepared.
  2. We moesten' n oorlog afwenden.
    We just spent the day keeping a lid on a war.
  3. Waar zij zal afwenden me.
    Where they will turn me away.
  4. Ik zal mijn ogen afwenden.
    I shall avert my eyes.
  5. Investeer liever in het afwenden van een bankroet.
    Why can 't you invest in saving us from financial ruin?
  6. En van hem wie wil lenen niet afwenden.
    And from him who wants to borrow do not turn away.
  7. We hebben veel energie moeten afwenden vanwege de storm.
    We 've diverted a lot of power to prepare for the storm.
  8. Alle onderhandelingen die een oorlog afwenden zijn een succes.
    I consider any negotiation that averts war to be a success.
  9. Je hebt je onderwerp gevonden, waarom er zich van afwenden?
    You found your subject. Why turn away from it?
  10. Ik kan me niet afwenden zonder te weten of je het redt.
    I can 't turn away without knowing you 'll be all right.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden