Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afwegen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgewogen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik weeg af
jij weegt af
hij weegt af
wij wegen af
jullie wegen af
zij wegen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afweeg
dat jij afweegt
dat hij afweegt
dat wij afwegen
dat jullie afwegen
dat zij afwegen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgewogen
jij hebt afgewogen
hij heeft afgewogen
wij hebben afgewogen
jullie hebben afgewogen
zij hebben afgewogen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik woog af
jij woog af
hij woog af
wij wogen af
jullie wogen af
zij wogen af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afwoog
dat jij afwoog
dat hij afwoog
dat wij afwogen
dat jullie afwogen
dat zij afwogen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgewogen
jij had afgewogen
hij had afgewogen
wij hadden afgewogen
jullie hadden afgewogen
zij hadden afgewogen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afwegen
jij zult afwegen
hij zal afwegen
wij zullen afwegen
jullie zullen afwegen
zij zullen afwegen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgewogen hebben
jij zult afgewogen hebben
hij zal afgewogen hebben
wij zullen afgewogen hebben
jullie zullen afgewogen hebben
zij zullen afgewogen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afwegen
jij zou afwegen
hij zou afwegen
wij zouden afwegen
jullie zouden afwegen
zij zouden afwegen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgewogen hebben
jij zou afgewogen hebben
hij zou afgewogen hebben
wij zouden afgewogen hebben
jullie zouden afgewogen hebben
zij zouden afgewogen hebben

Gebiedende wijs
weeg af

Aanvoegende wijs
afwege

Voorbeelden

  1. Een advocaat moet alles afwegen.
    It 's important for a lawyer to cover contingencies.
  2. Je moet alles heel goed afwegen.
    Guys like you have to choose very carefully.
  3. Je moet de risico' s afwegen.
    You have to weigh the risk.
  4. Laten we onze kansen afwegen, toch?
    Let 's hedge our bets, what?
  5. Je zult het gewoon moeten afwegen.
    You 're just gonna have to weigh it out.
  6. Maar eerst alle risico' s afwegen.
    Not without a full risk analysis.
  7. Ik vraag of je dit kan afwegen.
    I am asking you to assess it.
  8. Je moet de voordelen tegen de risico' s afwegen.
    You have to weigh the benefits against the risks.
  9. Elk dier moet de potentiële winst afwegen tegen het mogelijke verlies.
    All the animals have to balance the potential benefit against the possible loss.
  10. Maar jij bent getrouwd, dus moet ik mijn opties afwegen als jonge vrouw.
    I meant that since you 're married, I need to be considering my options as a young woman.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden