Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afwaarderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgewaardeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik waardeer af
jij waardeert af
hij waardeert af
wij waarderen af
jullie waarderen af
zij waarderen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afwaardeer
dat jij afwaardeert
dat hij afwaardeert
dat wij afwaarderen
dat jullie afwaarderen
dat zij afwaarderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgewaardeerd
jij hebt afgewaardeerd
hij heeft afgewaardeerd
wij hebben afgewaardeerd
jullie hebben afgewaardeerd
zij hebben afgewaardeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waardeerde af
jij waardeerde af
hij waardeerde af
wij waardeerden af
jullie waardeerden af
zij waardeerden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afwaardeerde
dat jij afwaardeerde
dat hij afwaardeerde
dat wij afwaardeerden
dat jullie afwaardeerden
dat zij afwaardeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgewaardeerd
jij had afgewaardeerd
hij had afgewaardeerd
wij hadden afgewaardeerd
jullie hadden afgewaardeerd
zij hadden afgewaardeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afwaarderen
jij zult afwaarderen
hij zal afwaarderen
wij zullen afwaarderen
jullie zullen afwaarderen
zij zullen afwaarderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgewaardeerd hebben
jij zult afgewaardeerd hebben
hij zal afgewaardeerd hebben
wij zullen afgewaardeerd hebben
jullie zullen afgewaardeerd hebben
zij zullen afgewaardeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afwaarderen
jij zou afwaarderen
hij zou afwaarderen
wij zouden afwaarderen
jullie zouden afwaarderen
zij zouden afwaarderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgewaardeerd hebben
jij zou afgewaardeerd hebben
hij zou afgewaardeerd hebben
wij zouden afgewaardeerd hebben
jullie zouden afgewaardeerd hebben
zij zouden afgewaardeerd hebben

Gebiedende wijs
waardeer af

Aanvoegende wijs
afwaardere

Voorbeelden

  1. Als je over sterren gaat praten... moet ik je afwaarderen tot een vier.
    If you 're gonna talk about the stars I 'm gonna have to downgrade you to a four.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden