Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afvuren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgevuurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vuur af
jij vuurt af
hij vuurt af
wij vuren af
jullie vuren af
zij vuren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afvuur
dat jij afvuurt
dat hij afvuurt
dat wij afvuren
dat jullie afvuren
dat zij afvuren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgevuurd
jij hebt afgevuurd
hij heeft afgevuurd
wij hebben afgevuurd
jullie hebben afgevuurd
zij hebben afgevuurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vuurde af
jij vuurde af
hij vuurde af
wij vuurden af
jullie vuurden af
zij vuurden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afvuurde
dat jij afvuurde
dat hij afvuurde
dat wij afvuurden
dat jullie afvuurden
dat zij afvuurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgevuurd
jij had afgevuurd
hij had afgevuurd
wij hadden afgevuurd
jullie hadden afgevuurd
zij hadden afgevuurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afvuren
jij zult afvuren
hij zal afvuren
wij zullen afvuren
jullie zullen afvuren
zij zullen afvuren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgevuurd hebben
jij zult afgevuurd hebben
hij zal afgevuurd hebben
wij zullen afgevuurd hebben
jullie zullen afgevuurd hebben
zij zullen afgevuurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afvuren
jij zou afvuren
hij zou afvuren
wij zouden afvuren
jullie zouden afvuren
zij zouden afvuren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgevuurd hebben
jij zou afgevuurd hebben
hij zou afgevuurd hebben
wij zouden afgevuurd hebben
jullie zouden afgevuurd hebben
zij zouden afgevuurd hebben

Gebiedende wijs
vuur af

Aanvoegende wijs
afvure

Voorbeelden

  1. De Enterprise leidt hun vuur af.
    The Enterprise is drawing their fire.
  2. Ik weet alles van vuur af.
    I know all about fire.
  3. Tegenmaatregelen afvuren.
    Firing counter-measures.
  4. Antimaterie afvuren.
    Fire antimatter spread.
  5. afvuren/schieten
    firing
  6. Afvuren optische sensor.
    Firing optic sensor.
  7. We kunnen deze afvuren.
    We can prepare it.
  8. Op de Klingons afvuren?
    Fire them at the Klingons?
  9. Laten we kogels afvuren.
    Let 's shoot bullets at him.
  10. ( Steve' s pistool afvuren )
    ( Steve 's gun firing )

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden