NL: afteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geafterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik after jij aftert hij aftert wij afteren jullie afteren zij afteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geafterd jij hebt geafterd hij heeft geafterd wij hebben geafterd jullie hebben geafterd zij hebben geafterd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik afterde jij afterde hij afterde wij afterden jullie afterden zij afterden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geafterd jij had geafterd hij had geafterd wij hadden geafterd jullie hadden geafterd zij hadden geafterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal afteren jij zult afteren hij zal afteren wij zullen afteren jullie zullen afteren zij zullen afteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geafterd hebben jij zult geafterd hebben hij zal geafterd hebben wij zullen geafterd hebben jullie zullen geafterd hebben zij zullen geafterd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou afteren jij zou afteren hij zou afteren wij zouden afteren jullie zouden afteren zij zouden afteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geafterd hebben jij zou geafterd hebben hij zou geafterd hebben wij zouden geafterd hebben jullie zouden geafterd hebben zij zouden geafterd hebben
|
| Gebiedende wijs |
after
|
| Aanvoegende wijs |
| aftere |