Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afstijgen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgestegen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stijg af
jij stijgt af
hij stijgt af
wij stijgen af
jullie stijgen af
zij stijgen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afstijg
dat jij afstijgt
dat hij afstijgt
dat wij afstijgen
dat jullie afstijgen
dat zij afstijgen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben afgestegen
jij bent afgestegen
hij is afgestegen
wij zijn afgestegen
jullie zijn afgestegen
zij zijn afgestegen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik steeg af
jij steeg af
hij steeg af
wij stegen af
jullie stegen af
zij stegen af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afsteeg
dat jij afsteeg
dat hij afsteeg
dat wij afstegen
dat jullie afstegen
dat zij afstegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was afgestegen
jij was afgestegen
hij was afgestegen
wij waren afgestegen
jullie waren afgestegen
zij waren afgestegen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afstijgen
jij zult afstijgen
hij zal afstijgen
wij zullen afstijgen
jullie zullen afstijgen
zij zullen afstijgen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgestegen zijn
jij zult afgestegen zijn
hij zal afgestegen zijn
wij zullen afgestegen zijn
jullie zullen afgestegen zijn
zij zullen afgestegen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afstijgen
jij zou afstijgen
hij zou afstijgen
wij zouden afstijgen
jullie zouden afstijgen
zij zouden afstijgen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgestegen zijn
jij zou afgestegen zijn
hij zou afgestegen zijn
wij zouden afgestegen zijn
jullie zouden afgestegen zijn
zij zouden afgestegen zijn

Gebiedende wijs
stijg af

Aanvoegende wijs
afstijge

Voorbeelden

  1. Stijg af en omring.
    Dismount and surround.
  2. Soldaten... afstijgen!
    Troopers... dismount!
  3. Chipley. Grimm. Afstijgen.
    Chipley, Grimm, dismount.
  4. Laat u afstijgen!
    Dismount them here.
  5. Afstijgen en snel omkleden.
    Dismount and quickly dressed.
  6. Wilt u afstijgen, Mr Phillips?
    You wanna step down, Mr Phillips?
  7. Wil je me helpen afstijgen?
    You want to help me down?
  8. Ik wil niet afstijgen wanneer de kerel binnenkomt.
    I don 't wanna be mid-dismount when the stable guy walks in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden