Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afsteken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgestoken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik steek af
jij steekt af
hij steekt af
wij steken af
jullie steken af
zij steken af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afsteek
dat jij afsteekt
dat hij afsteekt
dat wij afsteken
dat jullie afsteken
dat zij afsteken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgestoken
jij hebt afgestoken
hij heeft afgestoken
wij hebben afgestoken
jullie hebben afgestoken
zij hebben afgestoken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stak af
jij stak af
hij stak af
wij staken af
jullie staken af
zij staken af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afstak
dat jij afstak
dat hij afstak
dat wij afstaken
dat jullie afstaken
dat zij afstaken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgestoken
jij had afgestoken
hij had afgestoken
wij hadden afgestoken
jullie hadden afgestoken
zij hadden afgestoken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afsteken
jij zult afsteken
hij zal afsteken
wij zullen afsteken
jullie zullen afsteken
zij zullen afsteken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgestoken hebben
jij zult afgestoken hebben
hij zal afgestoken hebben
wij zullen afgestoken hebben
jullie zullen afgestoken hebben
zij zullen afgestoken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afsteken
jij zou afsteken
hij zou afsteken
wij zouden afsteken
jullie zouden afsteken
zij zouden afsteken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgestoken hebben
jij zou afgestoken hebben
hij zou afgestoken hebben
wij zouden afgestoken hebben
jullie zouden afgestoken hebben
zij zouden afgestoken hebben

Gebiedende wijs
steek af

Aanvoegende wijs
afsteke

Voorbeelden

  1. afsteken
    cut off
  2. We willen elkaar de loef afsteken.
    We try to top each other in doing gags.
  3. Probeer ze elkaars loftrompet te laten afsteken.
    When you can talk' em into tooting each other 's horns.
  4. Ik zorg ervoor dat jullie slecht bij me afsteken.
    I 'm making the rest of you guys look bad.
  5. Ik zal geen lang verhaal afsteken over fatsoen of schandaal.
    I 'm not going to lecture you or make a scene.
  6. Ik denk dat hij al dat vuurwerk zonder jou erbij gaat afsteken.
    I guess he exploded all those firecrackers without you then.
  7. Ik wil niemand de loef afsteken, maar ik heb nog iets veel beters.
    I hate to steal anyone 's thunder, but... I 've got that beat by a mile.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden