Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla af
jij slaat af
hij slaat af
wij slaan af
jullie slaan af
zij slaan af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afsla
dat jij afslaat
dat hij afslaat
dat wij afslaan
dat jullie afslaan
dat zij afslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeslagen
jij hebt afgeslagen
hij heeft afgeslagen
wij hebben afgeslagen
jullie hebben afgeslagen
zij hebben afgeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg af
jij sloeg af
hij sloeg af
wij sloegen af
jullie sloegen af
zij sloegen af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afsloeg
dat jij afsloeg
dat hij afsloeg
dat wij afsloegen
dat jullie afsloegen
dat zij afsloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeslagen
jij had afgeslagen
hij had afgeslagen
wij hadden afgeslagen
jullie hadden afgeslagen
zij hadden afgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afslaan
jij zult afslaan
hij zal afslaan
wij zullen afslaan
jullie zullen afslaan
zij zullen afslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeslagen hebben
jij zult afgeslagen hebben
hij zal afgeslagen hebben
wij zullen afgeslagen hebben
jullie zullen afgeslagen hebben
zij zullen afgeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afslaan
jij zou afslaan
hij zou afslaan
wij zouden afslaan
jullie zouden afslaan
zij zouden afslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeslagen hebben
jij zou afgeslagen hebben
hij zou afgeslagen hebben
wij zouden afgeslagen hebben
jullie zouden afgeslagen hebben
zij zouden afgeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla af

Aanvoegende wijs
afsla

Voorbeelden

  1. Sla af bij dat restaurant.
    Drive into that restaurant.
  2. En sla af naar rechts daar in dat straatje.
    And make a next right down the alley.
  3. Kom op, sla af of je verspeelt de hole, Erica.
    Come on, take your shot or forfeit the hole, Erica.
  4. Daar zou een splitsing verderop moeten zijn, sla af naar links.
    There should be a fork in the road up ahead. Go left.
  5. Neem de 101 naar de 134, dan over de 210, sla af in Baasden, recht naar de Rose Bowl.
    Take the 101 to the 134, merge onto the 210, exit in Pasadena, hit the Rose Bowl.
  6. Verkeerd afslaan?
    Illegal left-hand turn?
  7. Dadelijk rechts afslaan.
    Prepare to make a right turn.
  8. afslaan (van straalmotor)
    flame-out (to)
  9. Nou, hij blijft afslaan
    Well, it keeps stalling out on me.
  10. Kun je het afslaan?
    Could you repel it?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden