Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afschuiven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeschoven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schuif af
jij schuift af
hij schuift af
wij schuiven af
jullie schuiven af
zij schuiven af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afschuif
dat jij afschuift
dat hij afschuift
dat wij afschuiven
dat jullie afschuiven
dat zij afschuiven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeschoven
jij hebt afgeschoven
hij heeft afgeschoven
wij hebben afgeschoven
jullie hebben afgeschoven
zij hebben afgeschoven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoof af
jij schoof af
hij schoof af
wij schoven af
jullie schoven af
zij schoven af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afschoof
dat jij afschoof
dat hij afschoof
dat wij afschoven
dat jullie afschoven
dat zij afschoven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeschoven
jij had afgeschoven
hij had afgeschoven
wij hadden afgeschoven
jullie hadden afgeschoven
zij hadden afgeschoven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afschuiven
jij zult afschuiven
hij zal afschuiven
wij zullen afschuiven
jullie zullen afschuiven
zij zullen afschuiven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeschoven hebben
jij zult afgeschoven hebben
hij zal afgeschoven hebben
wij zullen afgeschoven hebben
jullie zullen afgeschoven hebben
zij zullen afgeschoven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afschuiven
jij zou afschuiven
hij zou afschuiven
wij zouden afschuiven
jullie zouden afschuiven
zij zouden afschuiven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeschoven hebben
jij zou afgeschoven hebben
hij zou afgeschoven hebben
wij zouden afgeschoven hebben
jullie zouden afgeschoven hebben
zij zouden afgeschoven hebben

Gebiedende wijs
schuif af

Aanvoegende wijs
afschuive

Voorbeelden

  1. Wilde je dat op mij afschuiven?
    You tried to pin that on me?
  2. We moesten het op iemand afschuiven.
    Needed to put the kill on someone.
  3. Je wilt alle schuld op mij afschuiven.
    You want all the blame blame it on me.
  4. Hij wil die moord op mij afschuiven?
    He 's trying to pin that murder on me?
  5. Wil je dat niet op haar afschuiven?
    Don 't you wanna stick it to her?
  6. U kunt volledig afschuiven uw maatschappelijke verantwoordelijkheid.
    You can completely abdicate your societal responsibilities.
  7. Je moet het allemaal op Frank afschuiven.
    You need to put it all on Frank.
  8. Nerese wil' t op de commissie afschuiven.
    Nerese is making noises like she might throw it back to committee.
  9. Wil je nu alle schuld op mij afschuiven?
    You want to blame it all on me now?
  10. Mijn burgerlijke verantwoordelijkheden afschuiven zo snel als ik kon.
    Shirking my civic responsibilities as fast as I could.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden