1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. afschilderen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afschilderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeschilderd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schilder af
jij schildert af
hij schildert af
wij schilderen af
jullie schilderen af
zij schilderen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afschilder
dat jij afschildert
dat hij afschildert
dat wij afschilderen
dat jullie afschilderen
dat zij afschilderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeschilderd
jij hebt afgeschilderd
hij heeft afgeschilderd
wij hebben afgeschilderd
jullie hebben afgeschilderd
zij hebben afgeschilderd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schilderde af
jij schilderde af
hij schilderde af
wij schilderden af
jullie schilderden af
zij schilderden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afschilderde
dat jij afschilderde
dat hij afschilderde
dat wij afschilderden
dat jullie afschilderden
dat zij afschilderden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeschilderd
jij had afgeschilderd
hij had afgeschilderd
wij hadden afgeschilderd
jullie hadden afgeschilderd
zij hadden afgeschilderd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afschilderen
jij zult afschilderen
hij zal afschilderen
wij zullen afschilderen
jullie zullen afschilderen
zij zullen afschilderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeschilderd hebben
jij zult afgeschilderd hebben
hij zal afgeschilderd hebben
wij zullen afgeschilderd hebben
jullie zullen afgeschilderd hebben
zij zullen afgeschilderd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afschilderen
jij zou afschilderen
hij zou afschilderen
wij zouden afschilderen
jullie zouden afschilderen
zij zouden afschilderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeschilderd hebben
jij zou afgeschilderd hebben
hij zou afgeschilderd hebben
wij zouden afgeschilderd hebben
jullie zouden afgeschilderd hebben
zij zouden afgeschilderd hebben

Gebiedende wijs
schilder af

Aanvoegende wijs
afschildere

Voorbeelden

  1. Hem als lafaard afschilderen.
    Make him look like a coward.
  2. Je wilde mij slecht afschilderen.
    You want me to look bad.
  3. Jij wilt ze als moordenaars afschilderen.
    You are determined to paint them as murderers.
  4. Ze gaan je als abnormaal afschilderen.
    Because they 're gonna turn you into a freak.
  5. Ik wil hem niet verkeerd afschilderen.
    I 'm not trying to make him into something he 's not.
  6. Je wilt ze afschilderen als misdadigers.
    You want to paint them as criminals.
  7. Ze willen Columbus afschilderen als een slavenhandelaar.
    They wanna paint Columbus as a slave trader instead of an explorer.
  8. Ze zouden hem als crimineel kunnen afschilderen.
    They could make him look like a criminal if they want.
  9. Zo mag je me ook niet afschilderen.
    And I 'm not gonna let you depict me as one.
  10. De verdediging kan haar afschilderen zoals ze willen.
    The defense can paint any picture of her they want to.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try