Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afscheren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeschoren

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scheer af
jij scheert af
hij scheert af
wij scheren af
jullie scheren af
zij scheren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afscheer
dat jij afscheert
dat hij afscheert
dat wij afscheren
dat jullie afscheren
dat zij afscheren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeschoren
jij hebt afgeschoren
hij heeft afgeschoren
wij hebben afgeschoren
jullie hebben afgeschoren
zij hebben afgeschoren

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoor af
jij schoor af
hij schoor af
wij schoren af
jullie schoren af
zij schoren af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afschoor
dat jij afschoor
dat hij afschoor
dat wij afschoren
dat jullie afschoren
dat zij afschoren

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeschoren
jij had afgeschoren
hij had afgeschoren
wij hadden afgeschoren
jullie hadden afgeschoren
zij hadden afgeschoren

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afscheren
jij zult afscheren
hij zal afscheren
wij zullen afscheren
jullie zullen afscheren
zij zullen afscheren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeschoren hebben
jij zult afgeschoren hebben
hij zal afgeschoren hebben
wij zullen afgeschoren hebben
jullie zullen afgeschoren hebben
zij zullen afgeschoren hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afscheren
jij zou afscheren
hij zou afscheren
wij zouden afscheren
jullie zouden afscheren
zij zouden afscheren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeschoren hebben
jij zou afgeschoren hebben
hij zou afgeschoren hebben
wij zouden afgeschoren hebben
jullie zouden afgeschoren hebben
zij zouden afgeschoren hebben

Gebiedende wijs
scheer af

Aanvoegende wijs
afschere

Voorbeelden

  1. Ik zal het haar afscheren.
    Let me shave the hair.
  2. Waarom zou je je baard afscheren?
    What do you want to do that for?
  3. Ze wilden z' n haar afscheren.
    They tried to shave his head.
  4. Ik moet een deel van je haar afscheren.
    I may have to shave some of your hair.
  5. Ik ga die vent vasthouden en z' n baard afscheren.
    I 'm gonna pin that guy down and shave his beard.
  6. Als ik in dit lichaam blijf, wil ik m' n haar afscheren.
    If I am to remain in this body, I must shave my head.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden