Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afrossen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgerost

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ros af
jij rost af
hij rost af
wij rossen af
jullie rossen af
zij rossen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afros
dat jij afrost
dat hij afrost
dat wij afrossen
dat jullie afrossen
dat zij afrossen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgerost
jij hebt afgerost
hij heeft afgerost
wij hebben afgerost
jullie hebben afgerost
zij hebben afgerost

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik roste af
jij roste af
hij roste af
wij rosten af
jullie rosten af
zij rosten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afroste
dat jij afroste
dat hij afroste
dat wij afrosten
dat jullie afrosten
dat zij afrosten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgerost
jij had afgerost
hij had afgerost
wij hadden afgerost
jullie hadden afgerost
zij hadden afgerost

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afrossen
jij zult afrossen
hij zal afrossen
wij zullen afrossen
jullie zullen afrossen
zij zullen afrossen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgerost hebben
jij zult afgerost hebben
hij zal afgerost hebben
wij zullen afgerost hebben
jullie zullen afgerost hebben
zij zullen afgerost hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afrossen
jij zou afrossen
hij zou afrossen
wij zouden afrossen
jullie zouden afrossen
zij zouden afrossen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgerost hebben
jij zou afgerost hebben
hij zou afgerost hebben
wij zouden afgerost hebben
jullie zouden afgerost hebben
zij zouden afgerost hebben

Gebiedende wijs
ros af

Aanvoegende wijs
afrosse

Voorbeelden

  1. Je mag ze afrossen.
    You get to hit' em.
  2. Mogen we cipiers afrossen?
    We get to hit those guards like Granny said?
  3. Ik ga je afrossen Paulo!
    You can bang Paulo!
  4. Ik had je vroeger wat meer moeten afrossen.
    I should have beaten you up more often.
  5. Dat hij z' n mokkel wilde laten afrossen of zo.
    He wanted his babe let trounce or so.
  6. Je zou ze moeten oppakken om meiden elkaar te zien afrossen.
    Really pack' em in to see girls beat each other up.
  7. Als ik Bud zou kiezen... zou Nick je tot bloedens toe afrossen.
    If I choose Bud Nick would beat you to a bloody stump.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden