Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afronden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgerond

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rond af
jij rondt af
hij rondt af
wij ronden af
jullie ronden af
zij ronden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afrond
dat jij afrondt
dat hij afrondt
dat wij afronden
dat jullie afronden
dat zij afronden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgerond
jij hebt afgerond
hij heeft afgerond
wij hebben afgerond
jullie hebben afgerond
zij hebben afgerond

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rondde af
jij rondde af
hij rondde af
wij rondden af
jullie rondden af
zij rondden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afrondde
dat jij afrondde
dat hij afrondde
dat wij afrondden
dat jullie afrondden
dat zij afrondden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgerond
jij had afgerond
hij had afgerond
wij hadden afgerond
jullie hadden afgerond
zij hadden afgerond

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afronden
jij zult afronden
hij zal afronden
wij zullen afronden
jullie zullen afronden
zij zullen afronden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgerond hebben
jij zult afgerond hebben
hij zal afgerond hebben
wij zullen afgerond hebben
jullie zullen afgerond hebben
zij zullen afgerond hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afronden
jij zou afronden
hij zou afronden
wij zouden afronden
jullie zouden afronden
zij zouden afronden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgerond hebben
jij zou afgerond hebben
hij zou afgerond hebben
wij zouden afgerond hebben
jullie zouden afgerond hebben
zij zouden afgerond hebben

Gebiedende wijs
rond af

Aanvoegende wijs
afronde

Voorbeelden

  1. En Austin rond af als tweede.
    And Austin is rounding second.
  2. Afronden controle.
    Finishing systems check.
  3. Komaan, Nick, afronden.
    Come on, Nick, finish it.
  4. Mentale transfer afronden.
    Completing mental transfer.
  5. Laten we dit afronden.
    Let 's wrap it up.
  6. Even een deal afronden.
    A deal that needs closing.
  7. Laten we dit afronden.
    Let 's just finish this.
  8. Laten we het afronden.
    Let 's finish the transaction.
  9. Ik vind afronden leuk.
    They like to round up.
  10. Laten we dit afronden.
    Let 's end this thing.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden