Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afrijden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgereden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rijd af
jij rijdt af
hij rijdt af
wij rijden af
jullie rijden af
zij rijden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afrijd
dat jij afrijdt
dat hij afrijdt
dat wij afrijden
dat jullie afrijden
dat zij afrijden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgereden
jij hebt afgereden
hij heeft afgereden
wij hebben afgereden
jullie hebben afgereden
zij hebben afgereden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik reed af
jij reed af
hij reed af
wij reden af
jullie reden af
zij reden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afreed
dat jij afreed
dat hij afreed
dat wij afreden
dat jullie afreden
dat zij afreden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgereden
jij had afgereden
hij had afgereden
wij hadden afgereden
jullie hadden afgereden
zij hadden afgereden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afrijden
jij zult afrijden
hij zal afrijden
wij zullen afrijden
jullie zullen afrijden
zij zullen afrijden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgereden hebben
jij zult afgereden hebben
hij zal afgereden hebben
wij zullen afgereden hebben
jullie zullen afgereden hebben
zij zullen afgereden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afrijden
jij zou afrijden
hij zou afrijden
wij zouden afrijden
jullie zouden afrijden
zij zouden afrijden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgereden hebben
jij zou afgereden hebben
hij zou afgereden hebben
wij zouden afgereden hebben
jullie zouden afgereden hebben
zij zouden afgereden hebben

Gebiedende wijs
rijd af

Aanvoegende wijs
afrijde

Voorbeelden

  1. Je gaat hier toch niet afrijden?
    You 're not gonna drive down that.
  2. Het paleis schilderen het zand afrijden
    Painting the palace Mowin' the sand
  3. We kunnen hem van een steile heuvel afrijden!
    We can roll it down a steep hill!
  4. Zoals wekelijks twee weken lang je tuin afrijden.
    Like mow your lawn every week for two weeks.
  5. Als de grot is afgesloten, kun je de berg weer afrijden.
    When the cave is sealed, then you can drive back down the mountain.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden