Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afreageren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgereageerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik reageer af
jij reageert af
hij reageert af
wij reageren af
jullie reageren af
zij reageren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afreageer
dat jij afreageert
dat hij afreageert
dat wij afreageren
dat jullie afreageren
dat zij afreageren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgereageerd
jij hebt afgereageerd
hij heeft afgereageerd
wij hebben afgereageerd
jullie hebben afgereageerd
zij hebben afgereageerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik reageerde af
jij reageerde af
hij reageerde af
wij reageerden af
jullie reageerden af
zij reageerden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afreageerde
dat jij afreageerde
dat hij afreageerde
dat wij afreageerden
dat jullie afreageerden
dat zij afreageerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgereageerd
jij had afgereageerd
hij had afgereageerd
wij hadden afgereageerd
jullie hadden afgereageerd
zij hadden afgereageerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afreageren
jij zult afreageren
hij zal afreageren
wij zullen afreageren
jullie zullen afreageren
zij zullen afreageren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgereageerd hebben
jij zult afgereageerd hebben
hij zal afgereageerd hebben
wij zullen afgereageerd hebben
jullie zullen afgereageerd hebben
zij zullen afgereageerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afreageren
jij zou afreageren
hij zou afreageren
wij zouden afreageren
jullie zouden afreageren
zij zouden afreageren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgereageerd hebben
jij zou afgereageerd hebben
hij zou afgereageerd hebben
wij zouden afgereageerd hebben
jullie zouden afgereageerd hebben
zij zouden afgereageerd hebben

Gebiedende wijs
reageer af

Aanvoegende wijs
afreagere

Voorbeelden

  1. Ik moest me afreageren.
    I needed to vent.
  2. Niet op hem afreageren.
    You can 't pick on him.
  3. Hij moet zich even afreageren.
    He 's just getting it out of his system.
  4. Soms moet ik me afreageren.
    I lash out sometimes.
  5. Bedankt dat ik even mocht afreageren.
    Thanks for letting me vent.
  6. Ik wil me op iemand afreageren.
    I feel like I wanna take it out on someone...
  7. Dat wil ik niet op jou afreageren.
    I don 't mean to take it out on you.
  8. ik moet het niet op jou afreageren.
    I shouldn 't take it out on you.
  9. Dat moeten we niet op elkaar afreageren.
    Let 's not turn on one another.
  10. Je kan dit niet op Frankie afreageren.
    You can 't take this out on Frankie.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden