Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afnemen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgenomen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik neem af
jij neemt af
hij neemt af
wij nemen af
jullie nemen af
zij nemen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afneem
dat jij afneemt
dat hij afneemt
dat wij afnemen
dat jullie afnemen
dat zij afnemen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgenomen
jij hebt afgenomen
hij heeft afgenomen
wij hebben afgenomen
jullie hebben afgenomen
zij hebben afgenomen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik nam af
jij nam af
hij nam af
wij namen af
jullie namen af
zij namen af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afnam
dat jij afnam
dat hij afnam
dat wij afnamen
dat jullie afnamen
dat zij afnamen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgenomen
jij had afgenomen
hij had afgenomen
wij hadden afgenomen
jullie hadden afgenomen
zij hadden afgenomen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afnemen
jij zult afnemen
hij zal afnemen
wij zullen afnemen
jullie zullen afnemen
zij zullen afnemen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgenomen hebben
jij zult afgenomen hebben
hij zal afgenomen hebben
wij zullen afgenomen hebben
jullie zullen afgenomen hebben
zij zullen afgenomen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afnemen
jij zou afnemen
hij zou afnemen
wij zouden afnemen
jullie zouden afnemen
zij zouden afnemen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgenomen hebben
jij zou afgenomen hebben
hij zou afgenomen hebben
wij zouden afgenomen hebben
jullie zouden afgenomen hebben
zij zouden afgenomen hebben

Gebiedende wijs
neem af

Aanvoegende wijs
afneme

Voorbeelden

  1. Ik neem af en toe een biertje.
    I have a beer every now and then.
  2. bloed afnemen
    draw blood
  3. Zijn verklaring afnemen.
    Take his statement.
  4. Afhalen of Afnemen
    Take off (to)
  5. Komt u bloed afnemen?
    You here to probe me?
  6. Ik moet bloed afnemen.
    I need to take blood.
  7. We gaan bloed afnemen.
    We 're gonna draw blood.
  8. Dit alles, mij afnemen?
    Oh, you mean all of this?
  9. Laat die vingerafdrukken afnemen.
    Get the lab rats to lift those prints.
  10. Elliot van haar afnemen?
    Taking Elliot away from her?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden