Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afmeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgemeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik meer af
jij meert af
hij meert af
wij meren af
jullie meren af
zij meren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afmeer
dat jij afmeert
dat hij afmeert
dat wij afmeren
dat jullie afmeren
dat zij afmeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgemeerd
jij hebt afgemeerd
hij heeft afgemeerd
wij hebben afgemeerd
jullie hebben afgemeerd
zij hebben afgemeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik meerde af
jij meerde af
hij meerde af
wij meerden af
jullie meerden af
zij meerden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afmeerde
dat jij afmeerde
dat hij afmeerde
dat wij afmeerden
dat jullie afmeerden
dat zij afmeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgemeerd
jij had afgemeerd
hij had afgemeerd
wij hadden afgemeerd
jullie hadden afgemeerd
zij hadden afgemeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afmeren
jij zult afmeren
hij zal afmeren
wij zullen afmeren
jullie zullen afmeren
zij zullen afmeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgemeerd hebben
jij zult afgemeerd hebben
hij zal afgemeerd hebben
wij zullen afgemeerd hebben
jullie zullen afgemeerd hebben
zij zullen afgemeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afmeren
jij zou afmeren
hij zou afmeren
wij zouden afmeren
jullie zouden afmeren
zij zouden afmeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgemeerd hebben
jij zou afgemeerd hebben
hij zou afgemeerd hebben
wij zouden afgemeerd hebben
jullie zouden afgemeerd hebben
zij zouden afgemeerd hebben

Gebiedende wijs
meer af

Aanvoegende wijs
afmere

Voorbeelden

  1. Ik sta je nooit meer af.
    I will never give you up again.
  2. Dat gaat er niet meer af.
    Permanently on the board now.
  3. Hij sluit zich steeds meer af.
    He 'll shut down even further.
  4. Ik weet meer af van de kogel.
    I got a bead on the bullet.
  5. Nee, ik spreek haar niet meer af.
    No, I won 't be seeing her again.
  6. De Romeinen slachtten elkaar niet meer af.
    Her marriage stopped Roman killing Roman.
  7. Pak aub mijn schoenen nooit meer af.
    Please don 't ever take my shoes again.
  8. Dat vraag ik me nu niet meer af.
    I don 't wonder anymore.
  9. Je mag het terrein voorlopig niet meer af.
    You 're restricted to barracks as of now.
  10. Ik wend m' n ogen niet meer af.
    I won 't avert my eyes.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden