Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aflossen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgelost

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik los af
jij lost af
hij lost af
wij lossen af
jullie lossen af
zij lossen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aflos
dat jij aflost
dat hij aflost
dat wij aflossen
dat jullie aflossen
dat zij aflossen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgelost
jij hebt afgelost
hij heeft afgelost
wij hebben afgelost
jullie hebben afgelost
zij hebben afgelost

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik loste af
jij loste af
hij loste af
wij losten af
jullie losten af
zij losten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afloste
dat jij afloste
dat hij afloste
dat wij aflosten
dat jullie aflosten
dat zij aflosten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgelost
jij had afgelost
hij had afgelost
wij hadden afgelost
jullie hadden afgelost
zij hadden afgelost

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aflossen
jij zult aflossen
hij zal aflossen
wij zullen aflossen
jullie zullen aflossen
zij zullen aflossen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgelost hebben
jij zult afgelost hebben
hij zal afgelost hebben
wij zullen afgelost hebben
jullie zullen afgelost hebben
zij zullen afgelost hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aflossen
jij zou aflossen
hij zou aflossen
wij zouden aflossen
jullie zouden aflossen
zij zouden aflossen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgelost hebben
jij zou afgelost hebben
hij zou afgelost hebben
wij zouden afgelost hebben
jullie zouden afgelost hebben
zij zouden afgelost hebben

Gebiedende wijs
los af

Aanvoegende wijs
aflosse

Voorbeelden

  1. Team One, aflossen.
    Team One, rotate out.
  2. Ik wil alles aflossen.
    I wanna settle up.
  3. Ik ga Paavo aflossen.
    I 'll go release Paavo.
  4. Ik moet je aflossen.
    Captain says I 'm to relieve you.
  5. Ik ga Gunn aflossen.
    I 'll relieve Gunn.
  6. Ze komen ons aflossen.
    They come to redeem us.
  7. Ik kom jullie aflossen.
    I 'm here to relieve you.
  8. Komen jullie ons aflossen?
    Are you the relief column?
  9. Kom je me aflossen?
    You 're coming to relieve me?
  10. Ik kom je aflossen.
    I 'm here to relieve you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden