Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aflikken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgelikt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lik af
jij likt af
hij likt af
wij likken af
jullie likken af
zij likken af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aflik
dat jij aflikt
dat hij aflikt
dat wij aflikken
dat jullie aflikken
dat zij aflikken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgelikt
jij hebt afgelikt
hij heeft afgelikt
wij hebben afgelikt
jullie hebben afgelikt
zij hebben afgelikt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik likte af
jij likte af
hij likte af
wij likten af
jullie likten af
zij likten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aflikte
dat jij aflikte
dat hij aflikte
dat wij aflikten
dat jullie aflikten
dat zij aflikten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgelikt
jij had afgelikt
hij had afgelikt
wij hadden afgelikt
jullie hadden afgelikt
zij hadden afgelikt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aflikken
jij zult aflikken
hij zal aflikken
wij zullen aflikken
jullie zullen aflikken
zij zullen aflikken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgelikt hebben
jij zult afgelikt hebben
hij zal afgelikt hebben
wij zullen afgelikt hebben
jullie zullen afgelikt hebben
zij zullen afgelikt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aflikken
jij zou aflikken
hij zou aflikken
wij zouden aflikken
jullie zouden aflikken
zij zouden aflikken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgelikt hebben
jij zou afgelikt hebben
hij zou afgelikt hebben
wij zouden afgelikt hebben
jullie zouden afgelikt hebben
zij zouden afgelikt hebben

Gebiedende wijs
lik af

Aanvoegende wijs
aflikke

Voorbeelden

  1. Wil je de lepel aflikken?
    Want to lick the spoon?
  2. Ze zullen hun vingers aflikken.
    They 'll be licking their fingers.
  3. Wil iemand de klopper aflikken? .
    Anybody wanna lick the beater?
  4. Zal ik ze nog eens aflikken?
    Want to come back to lick them?
  5. Wie wil de vieze baby aflikken?
    Who wants to lick a messy baby? Laddie?
  6. Ja, nu mogen we de spatel aflikken.
    Yes, now we can lick the spatula.
  7. Je kunt het blik aflikken als ik klaar ben.
    You can suck the can when I 'm done.
  8. Als ik mijn vingers blijf aflikken, is het goed.
    If I keep licking my fingers, it means it 's good lechon.
  9. Als Johnny hier was, zou hij de borden aflikken.
    If old Johnny were here, he 'd be licking these plates clean.
  10. Je kan zelfs al de gedroogde snotjes er aflikken die ze ertegen gepiekt hebben.
    You might even be able to lick all the boogers people have flicked up there.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden