Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afleveren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeleverd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lever af
jij levert af
hij levert af
wij leveren af
jullie leveren af
zij leveren af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aflever
dat jij aflevert
dat hij aflevert
dat wij afleveren
dat jullie afleveren
dat zij afleveren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeleverd
jij hebt afgeleverd
hij heeft afgeleverd
wij hebben afgeleverd
jullie hebben afgeleverd
zij hebben afgeleverd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leverde af
jij leverde af
hij leverde af
wij leverden af
jullie leverden af
zij leverden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afleverde
dat jij afleverde
dat hij afleverde
dat wij afleverden
dat jullie afleverden
dat zij afleverden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeleverd
jij had afgeleverd
hij had afgeleverd
wij hadden afgeleverd
jullie hadden afgeleverd
zij hadden afgeleverd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afleveren
jij zult afleveren
hij zal afleveren
wij zullen afleveren
jullie zullen afleveren
zij zullen afleveren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeleverd hebben
jij zult afgeleverd hebben
hij zal afgeleverd hebben
wij zullen afgeleverd hebben
jullie zullen afgeleverd hebben
zij zullen afgeleverd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afleveren
jij zou afleveren
hij zou afleveren
wij zouden afleveren
jullie zouden afleveren
zij zouden afleveren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeleverd hebben
jij zou afgeleverd hebben
hij zou afgeleverd hebben
wij zouden afgeleverd hebben
jullie zouden afgeleverd hebben
zij zouden afgeleverd hebben

Gebiedende wijs
lever af

Aanvoegende wijs
aflevere

Voorbeelden

  1. Vandaag afleveren.
    Promised delivery today.
  2. Pakje afleveren.
    Virgil. Turk. Deliver the package.
  3. Z' n berichten afleveren.
    Deliver his messages.
  4. Ik moet medicijnen afleveren.
    I 've got some medical supplies to deliver.
  5. Ik moest medicijnen afleveren.
    I had medicine to deliver.
  6. Ik moet jullie afleveren.
    I 've gotta deliver you!
  7. Ik ga haar afleveren.
    I 'm bringing her in.
  8. Het is simpel afleveren.
    It 's a stupid delivery.
  9. Jullie moeten haar afleveren.
    You must deliver her.
  10. We moeten iets afleveren.
    We got a delivery to make.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden