Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afleiden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeleid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leid af
jij leidt af
hij leidt af
wij leiden af
jullie leiden af
zij leiden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afleid
dat jij afleidt
dat hij afleidt
dat wij afleiden
dat jullie afleiden
dat zij afleiden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeleid
jij hebt afgeleid
hij heeft afgeleid
wij hebben afgeleid
jullie hebben afgeleid
zij hebben afgeleid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leidde af
jij leidde af
hij leidde af
wij leidden af
jullie leidden af
zij leidden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afleidde
dat jij afleidde
dat hij afleidde
dat wij afleidden
dat jullie afleidden
dat zij afleidden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeleid
jij had afgeleid
hij had afgeleid
wij hadden afgeleid
jullie hadden afgeleid
zij hadden afgeleid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afleiden
jij zult afleiden
hij zal afleiden
wij zullen afleiden
jullie zullen afleiden
zij zullen afleiden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeleid hebben
jij zult afgeleid hebben
hij zal afgeleid hebben
wij zullen afgeleid hebben
jullie zullen afgeleid hebben
zij zullen afgeleid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afleiden
jij zou afleiden
hij zou afleiden
wij zouden afleiden
jullie zouden afleiden
zij zouden afleiden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeleid hebben
jij zou afgeleid hebben
hij zou afgeleid hebben
wij zouden afgeleid hebben
jullie zouden afgeleid hebben
zij zouden afgeleid hebben

Gebiedende wijs
leid af

Aanvoegende wijs
afleide

Voorbeelden

  1. De bewaker afleiden.
    Distracting the count room guard.
  2. We gaan ze afleiden.
    We gotta create a diversion.
  3. We moeten haar afleiden.
    We have to distract her.
  4. Flynn zal ons afleiden.
    Flynn will be a distraction.
  5. Ik zal ze afleiden.
    I 'll distract them.
  6. We gaan hem afleiden.
    Let 's go over and distract him.
  7. We moeten ze afleiden.
    We 're gonna need a diversion.
  8. We moeten ze afleiden.
    I think we need a diversion.
  9. We moeten ze afleiden.
    We 've got to distract them.
  10. We moeten hem afleiden.
    We need to divert him.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden