Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afkrijgen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgekregen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik krijg af
jij krijgt af
hij krijgt af
wij krijgen af
jullie krijgen af
zij krijgen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afkrijg
dat jij afkrijgt
dat hij afkrijgt
dat wij afkrijgen
dat jullie afkrijgen
dat zij afkrijgen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgekregen
jij hebt afgekregen
hij heeft afgekregen
wij hebben afgekregen
jullie hebben afgekregen
zij hebben afgekregen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kreeg af
jij kreeg af
hij kreeg af
wij kregen af
jullie kregen af
zij kregen af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afkreeg
dat jij afkreeg
dat hij afkreeg
dat wij afkregen
dat jullie afkregen
dat zij afkregen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgekregen
jij had afgekregen
hij had afgekregen
wij hadden afgekregen
jullie hadden afgekregen
zij hadden afgekregen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afkrijgen
jij zult afkrijgen
hij zal afkrijgen
wij zullen afkrijgen
jullie zullen afkrijgen
zij zullen afkrijgen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgekregen hebben
jij zult afgekregen hebben
hij zal afgekregen hebben
wij zullen afgekregen hebben
jullie zullen afgekregen hebben
zij zullen afgekregen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afkrijgen
jij zou afkrijgen
hij zou afkrijgen
wij zouden afkrijgen
jullie zouden afkrijgen
zij zouden afkrijgen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgekregen hebben
jij zou afgekregen hebben
hij zou afgekregen hebben
wij zouden afgekregen hebben
jullie zouden afgekregen hebben
zij zouden afgekregen hebben

Gebiedende wijs
krijg af

Aanvoegende wijs
afkrijge

Voorbeelden

  1. Ik krijg af en toe bevelen.
    I get my orders from time to time.
  2. Ik krijg af en toe een kaartje met wat fragmenten,
    I don 't exactly know what it is that you 're doing.
  3. Je zal het nooit afkrijgen.
    It 's due in ten minutes.
  4. Zullen we het op tijd afkrijgen?
    Are we gonna finish in time?
  5. We zullen onze lijst nooit afkrijgen.
    We 're never going to finish this list.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden