Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afkloppen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeklopt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klop af
jij klopt af
hij klopt af
wij kloppen af
jullie kloppen af
zij kloppen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afklop
dat jij afklopt
dat hij afklopt
dat wij afkloppen
dat jullie afkloppen
dat zij afkloppen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeklopt
jij hebt afgeklopt
hij heeft afgeklopt
wij hebben afgeklopt
jullie hebben afgeklopt
zij hebben afgeklopt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klopte af
jij klopte af
hij klopte af
wij klopten af
jullie klopten af
zij klopten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afklopte
dat jij afklopte
dat hij afklopte
dat wij afklopten
dat jullie afklopten
dat zij afklopten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeklopt
jij had afgeklopt
hij had afgeklopt
wij hadden afgeklopt
jullie hadden afgeklopt
zij hadden afgeklopt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afkloppen
jij zult afkloppen
hij zal afkloppen
wij zullen afkloppen
jullie zullen afkloppen
zij zullen afkloppen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeklopt hebben
jij zult afgeklopt hebben
hij zal afgeklopt hebben
wij zullen afgeklopt hebben
jullie zullen afgeklopt hebben
zij zullen afgeklopt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afkloppen
jij zou afkloppen
hij zou afkloppen
wij zouden afkloppen
jullie zouden afkloppen
zij zouden afkloppen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeklopt hebben
jij zou afgeklopt hebben
hij zou afgeklopt hebben
wij zouden afgeklopt hebben
jullie zouden afgeklopt hebben
zij zouden afgeklopt hebben

Gebiedende wijs
klop af

Aanvoegende wijs
afkloppe

Voorbeelden

  1. Klop af of ik breek hem.
    Tap or I 'll break it.
  2. Wil jij afkloppen?
    You wanna tap out?
  3. Mag ik afkloppen, oude man?
    Mind if I cut in, old man?
  4. Je gaat dat niet afkloppen?
    You 're not gonna knock on something?
  5. Het eindigt met afkloppen of knock out.
    Bout ends with a tap out or a knockout.
  6. Ik zou terug moeten gaan en afkloppen...
    I should go back there right now and smash...
  7. Ik deed alsof ik iets van zijn shirt wilde afkloppen.
    I was pretending to wipe something from his shirt.
  8. Je moet in staat zijn om je tegenstrever te laten afkloppen.
    You wanna be able to make your opponent tap out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden