Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afklemmen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgeklemd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klem af
jij klemt af
hij klemt af
wij klemmen af
jullie klemmen af
zij klemmen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afklem
dat jij afklemt
dat hij afklemt
dat wij afklemmen
dat jullie afklemmen
dat zij afklemmen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgeklemd
jij hebt afgeklemd
hij heeft afgeklemd
wij hebben afgeklemd
jullie hebben afgeklemd
zij hebben afgeklemd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klemde af
jij klemde af
hij klemde af
wij klemden af
jullie klemden af
zij klemden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afklemde
dat jij afklemde
dat hij afklemde
dat wij afklemden
dat jullie afklemden
dat zij afklemden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgeklemd
jij had afgeklemd
hij had afgeklemd
wij hadden afgeklemd
jullie hadden afgeklemd
zij hadden afgeklemd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afklemmen
jij zult afklemmen
hij zal afklemmen
wij zullen afklemmen
jullie zullen afklemmen
zij zullen afklemmen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgeklemd hebben
jij zult afgeklemd hebben
hij zal afgeklemd hebben
wij zullen afgeklemd hebben
jullie zullen afgeklemd hebben
zij zullen afgeklemd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afklemmen
jij zou afklemmen
hij zou afklemmen
wij zouden afklemmen
jullie zouden afklemmen
zij zouden afklemmen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgeklemd hebben
jij zou afgeklemd hebben
hij zou afgeklemd hebben
wij zouden afgeklemd hebben
jullie zouden afgeklemd hebben
zij zouden afgeklemd hebben

Gebiedende wijs
klem af

Aanvoegende wijs
afklemme

Voorbeelden

  1. Kun je het afklemmen?
    What about a side-biting clamp?
  2. Nu afklemmen boven de opening.
    Now clamp above the tear.
  3. We gaan de aorta afklemmen onder het diafragma.
    We need to open the chest and clamp the aorta at the diaphragm.
  4. Nou, dat is alles wat je hebt, dus... afklemmen.
    Well, that 's all you 've got, so... clamp.
  5. We moesten de aorta van Wilbur afklemmen en zijn hart masseren.
    We had to cross-clamp wilbur 's aorta and massage his heart.
  6. Dan moet je de ader afklemmen en sterf de lever binnen het uur.
    We would have to clamp the artery less than an hour before the liver died.
  7. Ik moet het bloedvat onder controle krijgen, dus moet ik de aorta kruislinks afklemmen.
    I need to establish proximal vascular control, so I have to cross-clamp the aorta.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden