NL: afkerven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
afgekerfd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kerf af jij kerft af hij kerft af wij kerven af jullie kerven af zij kerven af
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik afkerf dat jij afkerft dat hij afkerft dat wij afkerven dat jullie afkerven dat zij afkerven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb afgekerfd jij hebt afgekerfd hij heeft afgekerfd wij hebben afgekerfd jullie hebben afgekerfd zij hebben afgekerfd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kerfde af jij kerfde af hij kerfde af wij kerfden af jullie kerfden af zij kerfden af
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik afkerfde dat jij afkerfde dat hij afkerfde dat wij afkerfden dat jullie afkerfden dat zij afkerfden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had afgekerfd jij had afgekerfd hij had afgekerfd wij hadden afgekerfd jullie hadden afgekerfd zij hadden afgekerfd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal afkerven jij zult afkerven hij zal afkerven wij zullen afkerven jullie zullen afkerven zij zullen afkerven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal afgekerfd hebben jij zult afgekerfd hebben hij zal afgekerfd hebben wij zullen afgekerfd hebben jullie zullen afgekerfd hebben zij zullen afgekerfd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou afkerven jij zou afkerven hij zou afkerven wij zouden afkerven jullie zouden afkerven zij zouden afkerven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou afgekerfd hebben jij zou afgekerfd hebben hij zou afgekerfd hebben wij zouden afgekerfd hebben jullie zouden afgekerfd hebben zij zouden afgekerfd hebben
|
Gebiedende wijs |
kerf af
|
Aanvoegende wijs |
afkerve |