Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afgelasten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgelast

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik gelast af
jij gelast af
hij gelast af
wij gelasten af
jullie gelasten af
zij gelasten af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afgelast
dat jij afgelast
dat hij afgelast
dat wij afgelasten
dat jullie afgelasten
dat zij afgelasten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgelast
jij hebt afgelast
hij heeft afgelast
wij hebben afgelast
jullie hebben afgelast
zij hebben afgelast

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gelastte af
jij gelastte af
hij gelastte af
wij gelastten af
jullie gelastten af
zij gelastten af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afgelastte
dat jij afgelastte
dat hij afgelastte
dat wij afgelastten
dat jullie afgelastten
dat zij afgelastten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgelast
jij had afgelast
hij had afgelast
wij hadden afgelast
jullie hadden afgelast
zij hadden afgelast

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afgelasten
jij zult afgelasten
hij zal afgelasten
wij zullen afgelasten
jullie zullen afgelasten
zij zullen afgelasten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgelast hebben
jij zult afgelast hebben
hij zal afgelast hebben
wij zullen afgelast hebben
jullie zullen afgelast hebben
zij zullen afgelast hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afgelasten
jij zou afgelasten
hij zou afgelasten
wij zouden afgelasten
jullie zouden afgelasten
zij zouden afgelasten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgelast hebben
jij zou afgelast hebben
hij zou afgelast hebben
wij zouden afgelast hebben
jullie zouden afgelast hebben
zij zouden afgelast hebben

Gebiedende wijs
gelast af

Aanvoegende wijs
afgelaste

Voorbeelden

  1. Niet afgelasten, uitstellen.
    Not cancelling, postponing.
  2. Misschien moet ik het afgelasten.
    Maybe I should just cancel this thing.
  3. We moeten de onthulling afgelasten.
    We need to cancel the unveiling.
  4. Moeten we hiervoor de ceremonie afgelasten?
    Ought we to cancel the ceremony?
  5. Ze kunnen de film niet zo snel afgelasten.
    They can 't shelve the movie that quickly.
  6. Ik zei dat je die optochtrepetitie moest afgelasten.
    I told you to cancel that parade rehearsal.
  7. Ik hoorde een gerucht dat Glynn het bokskampioenschap wil afgelasten.
    I heard a rumour that Glynn 's thinking about cancelling the championship boxing match.
  8. Jullie wilden deze missie van bij het begin al afgelasten.
    You guys have wanted to scrub this mission from day one!
  9. Site Advance wil weten of we de trip naar Oregon afgelasten.
    Site Advance wants to know if we 're scrubbing the Oregon trip.
  10. uw reisplannen afgelasten en de onmiddellijke terugbetaling eisen van de volledige prijs van uw ticket (of het nog niet gemaakte deel van de reis)
    cancel your travel plans and request immediate reimbursement of the full cost of your ticket (or of the part of the journey not made)

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden