Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afdwalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgedwaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik dwaal af
jij dwaalt af
hij dwaalt af
wij dwalen af
jullie dwalen af
zij dwalen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afdwaal
dat jij afdwaalt
dat hij afdwaalt
dat wij afdwalen
dat jullie afdwalen
dat zij afdwalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben afgedwaald
jij bent afgedwaald
hij is afgedwaald
wij zijn afgedwaald
jullie zijn afgedwaald
zij zijn afgedwaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dwaalde af
jij dwaalde af
hij dwaalde af
wij dwaalden af
jullie dwaalden af
zij dwaalden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afdwaalde
dat jij afdwaalde
dat hij afdwaalde
dat wij afdwaalden
dat jullie afdwaalden
dat zij afdwaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was afgedwaald
jij was afgedwaald
hij was afgedwaald
wij waren afgedwaald
jullie waren afgedwaald
zij waren afgedwaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afdwalen
jij zult afdwalen
hij zal afdwalen
wij zullen afdwalen
jullie zullen afdwalen
zij zullen afdwalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgedwaald zijn
jij zult afgedwaald zijn
hij zal afgedwaald zijn
wij zullen afgedwaald zijn
jullie zullen afgedwaald zijn
zij zullen afgedwaald zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afdwalen
jij zou afdwalen
hij zou afdwalen
wij zouden afdwalen
jullie zouden afdwalen
zij zouden afdwalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgedwaald zijn
jij zou afgedwaald zijn
hij zou afgedwaald zijn
wij zouden afgedwaald zijn
jullie zouden afgedwaald zijn
zij zouden afgedwaald zijn

Gebiedende wijs
dwaal af

Aanvoegende wijs
afdwale

Voorbeelden

  1. Natuurlijk, ik dwaal af.
    Of course, I digress.
  2. Rosie, ik dwaal af.
    Rosie, I 'm drifting.
  3. Goed, ik dwaal af.
    Anyway, I get sidetracked.
  4. Maar, uh, ik dwaal af.
    But, uh, I digress.
  5. Ik krijg hoofdpijn en ik dwaal af.
    I 've got these headaches and my mind wanders.
  6. Men zegt soms dat ik daar ook bij hoor, maar ik dwaal af.
    Some will argue that I 'm one of them, but I digress.
  7. Laten we niet afdwalen.
    Let 's not get distracted.
  8. Laten we niet afdwalen.
    Let 's not get carried away.
  9. Je neigt tot afdwalen.
    You have a tendency of rambling.
  10. Laten we niet afdwalen.
    Let 's not dwell.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden