Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afdrogen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgedroogd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik droog af
jij droogt af
hij droogt af
wij drogen af
jullie drogen af
zij drogen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afdroog
dat jij afdroogt
dat hij afdroogt
dat wij afdrogen
dat jullie afdrogen
dat zij afdrogen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgedroogd
jij hebt afgedroogd
hij heeft afgedroogd
wij hebben afgedroogd
jullie hebben afgedroogd
zij hebben afgedroogd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik droogde af
jij droogde af
hij droogde af
wij droogden af
jullie droogden af
zij droogden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afdroogde
dat jij afdroogde
dat hij afdroogde
dat wij afdroogden
dat jullie afdroogden
dat zij afdroogden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgedroogd
jij had afgedroogd
hij had afgedroogd
wij hadden afgedroogd
jullie hadden afgedroogd
zij hadden afgedroogd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afdrogen
jij zult afdrogen
hij zal afdrogen
wij zullen afdrogen
jullie zullen afdrogen
zij zullen afdrogen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgedroogd hebben
jij zult afgedroogd hebben
hij zal afgedroogd hebben
wij zullen afgedroogd hebben
jullie zullen afgedroogd hebben
zij zullen afgedroogd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afdrogen
jij zou afdrogen
hij zou afdrogen
wij zouden afdrogen
jullie zouden afdrogen
zij zouden afdrogen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgedroogd hebben
jij zou afgedroogd hebben
hij zou afgedroogd hebben
wij zouden afgedroogd hebben
jullie zouden afgedroogd hebben
zij zouden afgedroogd hebben

Gebiedende wijs
droog af

Aanvoegende wijs
afdroge

Voorbeelden

  1. Alleen afdrogen, niet bevredigen.
    Just dry him, no hand relief.
  2. Mary, ga je afdrogen.
    Mary, go and get dry.
  3. Laten we je afdrogen.
    Let 's get you dry.
  4. Even mijn voeten afdrogen.
    Let me just dry my tootsies.
  5. Kom op... en afdrogen!
    Come on and get dry!
  6. Ik ga hem afdrogen.
    Let 's get him to the stables.
  7. Een walvis aan het afdrogen.
    Beating up on a whale.
  8. Kun je mijn rug afdrogen?
    Would you dry my back for me?
  9. Ik zal afdrogen, als je wilt.
    I 'll dry, if you like.
  10. Je moet hem misschien even afdrogen.
    You might want to mop him up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden