Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afbouwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgebouwd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bouw af
jij bouwt af
hij bouwt af
wij bouwen af
jullie bouwen af
zij bouwen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbouw
dat jij afbouwt
dat hij afbouwt
dat wij afbouwen
dat jullie afbouwen
dat zij afbouwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgebouwd
jij hebt afgebouwd
hij heeft afgebouwd
wij hebben afgebouwd
jullie hebben afgebouwd
zij hebben afgebouwd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bouwde af
jij bouwde af
hij bouwde af
wij bouwden af
jullie bouwden af
zij bouwden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbouwde
dat jij afbouwde
dat hij afbouwde
dat wij afbouwden
dat jullie afbouwden
dat zij afbouwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgebouwd
jij had afgebouwd
hij had afgebouwd
wij hadden afgebouwd
jullie hadden afgebouwd
zij hadden afgebouwd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afbouwen
jij zult afbouwen
hij zal afbouwen
wij zullen afbouwen
jullie zullen afbouwen
zij zullen afbouwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgebouwd hebben
jij zult afgebouwd hebben
hij zal afgebouwd hebben
wij zullen afgebouwd hebben
jullie zullen afgebouwd hebben
zij zullen afgebouwd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afbouwen
jij zou afbouwen
hij zou afbouwen
wij zouden afbouwen
jullie zouden afbouwen
zij zouden afbouwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgebouwd hebben
jij zou afgebouwd hebben
hij zou afgebouwd hebben
wij zouden afgebouwd hebben
jullie zouden afgebouwd hebben
zij zouden afgebouwd hebben

Gebiedende wijs
bouw af

Aanvoegende wijs
afbouwe

Voorbeelden

  1. Gaan ze Griekenland dan nooit afbouwen?
    Aren 't they ever gonna finish Greece?
  2. Zij is geleidelijk aan het afbouwen.
    She 's on gradual withdrawal.
  3. We zijn niet aan het afbouwen, Abby.
    We 're not winding down, Abby.
  4. Een dezer dagen moet ik die oven eens afbouwen.
    One of these days I 'll have to finish up that kiln.
  5. Je wilt het vast afbouwen, dat begrijp ik heel goed.
    You probably want to slow down a little right now, I respect that.
  6. Dit zou aan de medicatie kunnen liggen, maar die zijn we aan het afbouwen.
    I guess it could be the drugs, but we already started to take them away.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden