Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afblijven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgebleven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blijf af
jij blijft af
hij blijft af
wij blijven af
jullie blijven af
zij blijven af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afblijf
dat jij afblijft
dat hij afblijft
dat wij afblijven
dat jullie afblijven
dat zij afblijven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben afgebleven
jij bent afgebleven
hij is afgebleven
wij zijn afgebleven
jullie zijn afgebleven
zij zijn afgebleven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bleef af
jij bleef af
hij bleef af
wij bleven af
jullie bleven af
zij bleven af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbleef
dat jij afbleef
dat hij afbleef
dat wij afbleven
dat jullie afbleven
dat zij afbleven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was afgebleven
jij was afgebleven
hij was afgebleven
wij waren afgebleven
jullie waren afgebleven
zij waren afgebleven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afblijven
jij zult afblijven
hij zal afblijven
wij zullen afblijven
jullie zullen afblijven
zij zullen afblijven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgebleven zijn
jij zult afgebleven zijn
hij zal afgebleven zijn
wij zullen afgebleven zijn
jullie zullen afgebleven zijn
zij zullen afgebleven zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afblijven
jij zou afblijven
hij zou afblijven
wij zouden afblijven
jullie zouden afblijven
zij zouden afblijven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgebleven zijn
jij zou afgebleven zijn
hij zou afgebleven zijn
wij zouden afgebleven zijn
jullie zouden afgebleven zijn
zij zouden afgebleven zijn

Gebiedende wijs
blijf af

Aanvoegende wijs
afblijve

Voorbeelden

  1. Knikkebeen, blijf af.
    Leave it alone. Get it up.
  2. Blijf af van de klimaatcontrole.
    Don 't touch the climate control.
  3. Blijf af van de karamel.
    Don 't eat the caramel.
  4. Blijf af en programmeer de koers.
    Forget that and program the course.
  5. Blijf af van dingen die je niet kent.
    Don 't mess with anything you don 't know.
  6. Overal afblijven!
    Stop touching stuff!
  7. Afblijven, Roache.
    Don 't grab, Roache.
  8. Overal afblijven.
    Don 't touch anything else.
  9. Afblijven, ik heb keelpijn.
    Don 't touch. I 've got a sore throat.
  10. Kinderen moeten ervan afblijven.
    Kids still shouldn 't do it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden