Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afbinden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgebonden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bind af
jij bindt af
hij bindt af
wij binden af
jullie binden af
zij binden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbind
dat jij afbindt
dat hij afbindt
dat wij afbinden
dat jullie afbinden
dat zij afbinden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgebonden
jij hebt afgebonden
hij heeft afgebonden
wij hebben afgebonden
jullie hebben afgebonden
zij hebben afgebonden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bond af
jij bond af
hij bond af
wij bonden af
jullie bonden af
zij bonden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbond
dat jij afbond
dat hij afbond
dat wij afbonden
dat jullie afbonden
dat zij afbonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgebonden
jij had afgebonden
hij had afgebonden
wij hadden afgebonden
jullie hadden afgebonden
zij hadden afgebonden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afbinden
jij zult afbinden
hij zal afbinden
wij zullen afbinden
jullie zullen afbinden
zij zullen afbinden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgebonden hebben
jij zult afgebonden hebben
hij zal afgebonden hebben
wij zullen afgebonden hebben
jullie zullen afgebonden hebben
zij zullen afgebonden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afbinden
jij zou afbinden
hij zou afbinden
wij zouden afbinden
jullie zouden afbinden
zij zouden afbinden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgebonden hebben
jij zou afgebonden hebben
hij zou afgebonden hebben
wij zouden afgebonden hebben
jullie zouden afgebonden hebben
zij zouden afgebonden hebben

Gebiedende wijs
bind af

Aanvoegende wijs
afbinde

Voorbeelden

  1. Kun je de bloeding afbinden?
    Can you stick-tie the bleeder?
  2. Ik ga het alleen afbinden.
    I 'm just going to tie it up.
  3. Openen, identificeren, afbinden, verwijderen, afzuigen, sluiten.
    Open, identify, ligate, remove, irrigate, close.
  4. We zullen beide slagaders moeten scheiden en afbinden.
    We 'll need to separate out and ligate both arteries.
  5. 54-jarige met volledige amputatie van de linkerhand na afbinden.
    54-year-old with complete left hand amputation status post tourniquet.
  6. Afbinden... net als de vrouwen deden die in de burgeroorlog vochten.
    Binding... the same way women who fought in the real civil war used to do.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden